Geoemyda spengleri
Geoemyda spengleri (foto: Eliene Sietsma Roelse)

Richtlijnen huisvesting en verzorging

Geoemyda spengleri

Auteur: Job Stumpel en Bianca Klein Bleumink

Datum: juni 2024

Let op: de huisvestingsrichtlijnen van de NBSV zijn met zorg opgesteld. De auteurs zijn ervaren houders en kwekers van de bewuste soort(en). Zij hebben hun ruime praktijkervaring als kennisbron ingezet. De auteurs zijn geselecteerd en begeleid door een werkgroep van de NBSV. Omdat altijd sprake is of moet kunnen zijn van voortschrijdende inzichten, kunnen de richtlijnen in de loop van de tijd wijzigen. Het gaat daarom om richtlijnen en niet om een normstellend document dat bedoeld is om over te nemen als geldende regelgeving. De verschillende huisvestingsaspecten per soort behoren in onderlinge samenhang te worden gezien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een kleinere huisvesting (dan de minimum omvang) voldoet als extra aandacht aan de inrichting is besteed. Niet de richtlijnen zijn maatgevend, maar het gedrag van dieren. Als voorbeeld: een schildpad die continue langs de rand van de huisvesting loopt, is niet goed gehuisvest. Dat kan aan de grootte van de huisvesting liggen, maar ook aan de inrichting ervan of zelfs aan beide aspecten.

Perspectief

Tabel 1: duiding van de natuurlijke habitat van deze soort.
  Klimaat
 
Gematigd
(Sub)tropisch
Woestijn/Steppe
Land
   
Moeras
   
Water
   

Ondersoorten

Een morfologisch onderscheidbare populatie komt voor op het eiland Hainan. Tot op heden zijn deze dieren niet als aparte (onder)soort beschreven.

Herkomst

Verspreidingsgebied <i>Geoemyda spengleri</i>Afbeelding 1: verspreidingsgebied van Geoemyda spengleri. Bron: iucnredlist.org

Genetisch

Geoemyda spengleri wordt gevonden in Noord- en Centraal-Vietnam en Zuid-China in Guangdong, Guangxi en Hainan.

Uiterlijke kenmerken

Het rugschild bereikt een lengte van maximaal dertien centimeter en is grijsbruin tot donkerbruin van kleur. Het schild is langwerpig en tamelijk vlak van vorm en heeft drie duidelijke kielen waarvan de middelste het grootst is. Het buikschild is donkerbruin tot zwart van kleur, de zijkanten zijn beige tot donkergeel. De huid van de kop is glad, de kleur van de kop is bruin met gele of witte strepen. Mannen van de Hainan lokaliteit hebben een witte tot helderrode kop en vrouwen laten dit soms ook zien, van achter het oog tot in de nek. De ledematen en staart zijn doorgaans grijsbruin tot olijfkleurig bruin.

Geslachtsonderscheid

Man:

  • dikke staartwortel en lange(re) staart;
  • voornamelijk grijsbruine tot witte irissen;
  • Hainan-mannen hebben zwarte irissen.

Vrouw:

  • korte(re) en dunnere staart;
  • cloaca dicht bij het plastron;
  • irissen meer gebroken wit of bruin gekleurd;
  • Hainan-vrouwen hebben zwarte irissen;
  • vaak een meer gestreept patroon op de kop dan mannetjes.

gs manAfbeelding 2: brede, langere staart van een mannelijk dier.  Bianca Klein Bleuminkgs vrouwAfbeelding 3: smalle, kortere staart van een vrouwelijk dier.  Bianca Klein Bleumink

man vrouw spengleri 2Afbeelding 4: het verschl in de staart tussen man (links) en vrouw (rechts) naast elkaar getoond.  Bianca Klein Bleuminkgs irisAfbeelding 5: de man (links) heeft een witte iris, de vrouw (rechts) een bruinige iris.  Bianca Klein Bleumink 

Biotoop

Enkele typische habitattypes waarin Geoemyda spengleri wordt gevonden, zijn bossen die gedomineerd worden door dichte begroeiing met o.a. bamboe en kalksteenformaties. De schildpadden worden vaak gevonden in de buurt van water.
Picture 1Afbeelding 6: voorbeelden van biotoop van Geoemyda spengleri.

De soort is in gevangenschap zeer goed te houden. Geoemyda spengleri wordt het beste gehouden in een terrarium. Qua inrichting zijn er vele mogelijkheden. Het is belangrijk om daarbij onder meer de volgende aspecten in acht te nemen:

  • juiste verlichting;
  • temperaturen tussen 20-28 °C in het actieve seizoen (duidelijk lager in de winter);
  • luchtvochtigheid rond 80%;
  • aanwezigheid van een waterschaal;
  • schuilmogelijkheden (schors, grotten, beplanting etc.);
  • een voldoende diepe laag organisch substraat (bijv. kokosvezel, Sphagnum, blad).

Niet opgegeten voedselresten zoals levende regenwormen, pissebedden e.d., kun je achterlaten in het terrarium. Deze kleine ongewervelden breken het afval af dat door de schildpadden wordt achtergelaten. Geoemyda spengleri kan in de zomermaanden bij goed weer ook buitengehouden worden, mits het buitenverblijf beschermd is tegen te hoge temperaturen en te felle zon.

Om de temperatuur van het natuurlijke verspreidingsgebied zo goed mogelijk te benaderen, is het noodzakelijk om in het actieve seizoen, van ongeveer februari tot november, de temperatuur tussen de 20-28 °C te houden, waarbij beide temperaturen bereikt dienen te worden: continue bij 20 of bij 28 °C wordt slecht verdragen. Uit ervaring blijkt dat wanner de temperatuur van deze soort daalt onder de 16 °C, ze duidelijk minder actief worden en soms wekenlang niet bewegen. Geoemyda spengleri hebben beslist UVB nodig, ondanks dat ze in het wild in dicht begroeide bossen leven. Ze leven in Ferguson zone 1, dus dienen blootgesteld te worden aan een UV-index tot zo’n 0,7. Men kan een UVB-TL bron gebruiken, die tevens als hoofdverlichting dient, omdat het niet een duidelijk zonnende soort betreft, is het belangrijk om de UVB-straling een groot deel van het terrarium te laten bereiken. De combi warmte-/ UVB lampen wordt vaak te warm voor deze soort, temperaturen boven 30 °C zijn af te raden. Voor het eventueel bij verwarmen van het verblijf zou gekozen kunnen worden voor bijv. een warmtemat op een thermostaat, of meerdere laag-wattage lampen. De juiste luchtvochtigheid voor deze soort is van groot belang. Door het verblijf dagelijks te besproeien en een dikke, humusachtige laag substraat aan te brengen, is het mogelijk een goede luchtvochtigheid te behouden.

Verblijven van Geoemyda spengleri.Afbeeldign 7: verblijven van Geoemyda spengleri.  Bianca Klein Bleumink

Klimaatgegevens

In Guangdong, China, is de gemiddelde temperatuur, gemeten gedurende een jaar, 22 °C. De koudste maand is januari met een gemiddelde temperatuur van 13 °C, de warmste periode in juli met een gemiddelde temperatuur van 28 °C. Om de temperatuur van het natuurlijke verspreidingsgebied zo goed mogelijk te benaderen is het noodzakelijk om in het actieve seizoen, van ongeveer februari tot november, de temperatuur tussen de 20-28 °C te houden, waarbij beide temperaturen bereikt dienen te worden: continue bij 20 of bij 28 °C wordt slecht verdragen. Uit ervaring blijkt dat wanneer de temperatuur van deze soort daalt onder de 16 °C, ze duidelijk minder actief worden en soms wekenlang niet bewegen. Geoemyda spengleri heeft beslist UVB nodig, ondanks dat ze in het wild in dicht begroeide bossen leven. Ze leven in Ferguson zone 1, dus dienen blootgesteld te worden aan een UV-index tot zo’n 0,7. Men kan een UVB-TL bron gebruiken, die tevens als hoofdverlichting dient, omdat het niet een duidelijk zonnende soort betreft, is het belangrijk om de UVB-straling een groot deel van het terrarium te laten bereiken. De combi warmte-/ UVB lampen wordt vaak te warm voor deze soort, temperaturen boven 30 °C zijn af te raden. Voor het eventueel bij verwarmen van het verblijf zou gekozen kunnen worden voor bv. een warmtemat op een thermostaat, of meerdere laag-wattage lampen. De juiste luchtvochtigheid voor deze soort is van groot belang. Door het verblijf dagelijks te besproeien en een dikke, humusachtige laag substraat aan te brengen, is het mogelijk een goede luchtvochtigheid te behouden.

Winterrust

In het natuurlijke verspreidingsgebied kunnen vorst en sneeuw een paar dagen in het jaar, in de hoogste bergen van Noord-Vietnam, voorkomen. In Guangdong, China, is de koudste maand januari met een gemiddelde temperatuur van 13 °C. In gevangenschap gaat Geoemyda spengleri ook in winterrust. Geadviseerd wordt om voedselaanbod af te bouwen en circa 1-2 weken voor de winterrust te staken. De verlichting kan uit. Als de temperatuur structureel onder 15 °C komt te liggen en opwarmen tot ca. 25 °C niet meer mogelijk is, stoppen de dieren met eten. Nadat de temperatuur enige dagen lager dan 10 °C blijft worden de dieren inactief en gaan ze in winterslaap. Ze kunnen in hun terrarium blijven als de temperatuur in de ruimte waarin het terrarium staat, laag genoeg blijft. Kan dat niet, dan wordt aanbevolen om de dieren over te brengen naar kleine, donkergekleurde plastic bakjes gevuld met terrarium substraat en vers veenmos. Deze containers worden opgeslagen in een koele kelder of wijnkoeler bij 5-14 °C. Na ongeveer 2,5-3 maanden gaan ze terug naar hun terraria, waarin de temperatuur binnen enkele weken weer omhoog gebracht wordt en hun voeding hervat. De noodzaak van een winterrust voor de gezondheid van de dieren op de lange termijn is onduidelijk, maar het is wel een onderdeel van hun natuurlijke jaarritme en dat is bevorderlijk voor de kweek.

Dieren per oppervlakte

De dichtheid van schildpadden in hun natuurlijke leefgebied is laag. In gevangenschap dienen volwassen mannen buiten de paartijd solitair gehouden te worden in een verblijf van minimaal zo’n 60 x 40 cm. Volwassen vrouwen kunnen solitair gehuisvest worden maar ook in kleine groepjes in een verblijf van minimaal zo’n 100 x 50 cm. Hierbij is het van belang dat er goed gekeken wordt naar het gedrag van deze dieren, want stress is een factor die een negatieve uitwerking heeft op schildpadden. Wanneer je het idee hebt dat de dieren elkaar willen vermijden kun je beter de vrouwen ook solitair houden. Hetzelfde geldt voor nakweek-dieren van beide geslachten, die vaak in het begin samengehouden worden.

Voedsel

Geoemyda spengleri is omnivoor, maar eet hoofdzakelijk dierlijk voedsel. Bij jonge dieren wordt begonnen met het voeren van vooral levend voer, zoals regenwormen, pissebedden, slakken, krekels. Oudere dieren hebben ook veel de voorkeur voor vooral levend voer en het jagen hierop is een mooie vorm van verrijking. Ook stukjes runderhart, kalkoenvlees en kattenvoer zou je kunnen aanbieden, verrijkt met een vitaminen- en mineralenpreparaat. Het voeren van pellets is mogelijk, maar het kan moeilijk zijn om de dieren te leren deze te accepteren als voedsel. Wanneer men fruit voert, lijken Geoemyda spengleri een voorkeur te hebben voor gerijpte vruchten die rood van kleur zijn, zoals aardbeien, druiven, bosbessen en tomaten. Ook fruit dient, vanwege de ongunstige calcium-fosfaatverhouding en de lage calciumgehaltes, verrijkt te worden met een bovengenoemd preparaat.

Richtlijn: bied gevarieerde dierlijke voeding en zorg voor vitaminen en mineralen (bijv. Gistocal).

Wetgeving

Geoemyda spengleri is wettelijk beschermd. De soort valt onder CITES Appendix II/EU bijlage B en mag enkel gehouden worden als de legale herkomst aangetoond kan worden.

Voortplanting

De soort plant zich relatief eenvoudig voort in gevangenschap. In februari/maart en september wordt het mannetje vaak kort bij de vrouw gezet. Na zeer korte tijd toont het mannetje vaak al interesse in het vrouwtje en begint hij met zijn paringsritueel door met zijn kop links en rechts van het vrouwtje te bewegen. De paring volgt korte tijd later, indien het vrouwtje dit toelaat. De vrouwtjes beginnen vanaf maart met het leggen van hun eieren en rond juli worden de laatste legsels gelegd. Ze begraven hun eieren slechts oppervlakkig, zelden meer dan een paar centimeter diep. Per seizoen kan wel tot drie keer een nest worden gelegd. De eieren zijn gemiddeld 43 x 18 mm groot. Per legsel worden er doorgaans maar 1 of 2 eieren gelegd, uitzonderingen zijn hierbij legsels van 3-4 eieren. De incubatie duurt 70-110 dagen en kan plaatsvinden bij wisselende, relatief lage temperaturen (21-28 °C) in een matig vochtig broedsubstraat. Er wordt algemeen aangenomen dat de embryo’s van G. spengleri sterven als ze worden blootgesteld aan temperaturen boven 28 °C. Incuberen kan op diverse manieren, o.a. in een terrarium met hetzelfde substraat als dat van de ouders, plus een laagje vers Sphagnum er bovenop van de eieren. Hierover een omgekeerde plastic doos om de eieren te bedekken om het uitdrogen van het substraat te minimaliseren, die enigszins, maar nooit erg vochtig gehouden dient te worden. Het terrarium kan men verwarmen door een enkele lamp van 60 W aangesloten op een thermostaat die overdag op een temperatuur tussen 22 en 27 °C staat. Door de thermostaat elke nacht 5 uur uit te zetten ondervinden de eieren nachtelijke dalingen tot kamertemperatuur. Deze incubatiemethode zou een succesvolle uitwerking hebben bij ervaren houders. Een andere methode is om de eieren in een grote plastic bak met slechts een paar gaatjes in het deksel, gevuld met terrariumsubstraat en vers Sphagnum, dat in een groter terrarium wordt geplaatst. Dit terrarium heeft nog steeds een diepe substraatlaag die er alleen is omdat deze temperatuurveranderingen buffert, en omdat het vochtig gehouden kan worden zonder direct vocht aan de eiercontainers toe te voegen. Deze methode kan ook in een broedstoof bijv. Jaeger/ Raptibator.

Opgroei nakweekdieren

Na het uitkomen van de eieren kunnen de jongen worden overgebracht naar zeer kleine (bijv. 14 x 12 x 8 cm) plastic bakjes met enkele kleine gaatjes in een verder gesloten deksel. Deze containers, gevuld met bijv. een 2 cm diepe laag zeer nat veenmos worden in een terrarium geplaatst dat op een constante temperatuur van 26 °C wordt gehouden. Op deze manier voelen de kleine jongen, die bij de geboorte maar zo’n 3 cm groot zijn, zich veilig en worden ze blootgesteld aan een zeer hoge luchtvochtigheid die nodig is voor een natuurlijke groei van het schild. De afmetingen van de containers worden groter naarmate de dieren groeien. Een mogelijkheid is om eenmaal per week alle jongen gedurende ongeveer een uur bloot te stellen aan UVB-licht (bv. door een Exo Terra 26W Reptile UVB200 lamp), wanneer je met een tijdelijk verblijf werkt. De jongen worden 3-4 keer per week gevoerd met bijvoorbeeld pissebedden en gehakte regenwormen, allemaal aangevuld met een mineralen-en vitaminen supplement (bijv. Gistocal). Na een paar maanden, als ze minder verlegen zijn geworden en voedsel met een pincet hebben leren accepteren, worden er ook stukjes roze muis en runderhart aangeboden. Ze groeien gestaag en je moet ervoor zorgen dat je ze niet te veel voert, omdat ze erg snel kunnen groeien, wat misschien niet gezond voor ze is.

Ziekte

Raadpleeg in geval van twijfel altijd een reptielenarts. Op nbsv.nl vind je een overzicht van gespecialiseerde reptielenartsen. Een gezonde schildpad is actief, kijkt goed uit de ogen, eet en heeft geen snotneus. Ga niet zelf zitten dokteren. Vang zo mogelijk ontlasting op en neem dit mee naar de reptielenarts voor onderzoek naar bijvoorbeeld parasieten of wormpjes.

Literatuur

  • Black-breasted leaf turtles, Turtles of the world, Geoemydidae number 1 door Anthony Pierlioni. ISBN 10: 1938850726 ISBN 13: 9781938850721.
  • Zacken-Erdschildkröten, Die Gattung Geoemyda door Ingo Schaefer. NTV Natur- und Tierverlag, 2005. ISBN 10: 3937285504 ISBN 13: 9783937285504.
  • Stumpel, J., (2018) Geoemyda spengleri – Haltung, Zucht und Inkubation, Sacalia 16(1): 27-30.

Website