Richtlijnen huisvesting en verzorging
Homopus areolatus
Auteur: Victor Loehr
Datum: januari 2023
Let op: de huisvestingsrichtlijnen van de NBSV zijn met zorg opgesteld. De auteurs zijn ervaren houders en kwekers van de bewuste soort(en). Zij hebben hun ruime praktijkervaring als kennisbron ingezet. De auteurs zijn geselecteerd en begeleid door een werkgroep van de NBSV. Omdat altijd sprake is of moet kunnen zijn van voortschrijdende inzichten, kunnen de richtlijnen in de loop van de tijd wijzigen. Het gaat daarom om richtlijnen en niet om een normstellend document dat bedoeld is om over te nemen als geldende regelgeving. De verschillende huisvestingsaspecten per soort behoren in onderlinge samenhang te worden gezien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een kleinere huisvesting (dan de minimum omvang) voldoet als extra aandacht aan de inrichting is besteed. Niet de richtlijnen zijn maatgevend, maar het gedrag van dieren. Als voorbeeld: een schildpad die continue langs de rand van de huisvesting loopt, is niet goed gehuisvest. Dat kan aan de grootte van de huisvesting liggen, maar ook aan de inrichting ervan of zelfs aan beide aspecten.
Deze richtlijnen zijn een vrije vertaling van Engelstalige richtlijnen van de stichting Dwarf Tortoise Conservation, versie 4.
Perspectief
Klimaat | |||
Gematigd
|
(Sub)tropisch
|
Woestijn/Steppe
|
|
Land
|
|||
Moeras
|
|||
Water
|
Ondersoorten
Geen.
Herkomst
Homopus areolatus is endemisch voor Zuid-Afrika.
Genetisch
Er zijn geen genetische verschillen bekend tussen verschillende delen van het verspreidingsgebied. Dit sluit niet uit dat er geen genetische verschillen zijn. De taxonomie van H. areolatus is nog niet uitgekristalliseerd. Mogelijk zullen genetische verschillende tussen populaties uit vochtige en droge gebieden leiden tot splitsing in soorten of/en ondersoorten. Het verdient daardoor aanbeveling om dieren uit verschillende gebieden, en met name uit de geïsoleerde deelpopulaties, niet onderling te kruisen. Van de meeste exemplaren in gevangenschap is de herkomst echter niet bekend.
Biotoop
Deze soort leeft zowel in relatief vochtige gebieden die dicht zijn begroeid met een grote diversiteit aan grassen, kruiden en struiken, als in drogere gebieden met uit verder elkaar staande (dwerg)struiken. Mogelijk is H. areolatus in drogere gebieden gebonden aan locaties met een vochtig microklimaat. Het hele biotoop kent de meeste plantengroei in de winter en in het voorjaar, met een drogere periode in de zomer. Er blijft echter altijd groene vegetatie aanwezig.
In gevangenschap dient H. areolatus in een verwarmd binnenterrarium gehouden te worden. Alleen wanneer houders de soort al langjarig binnen verzorgd hebben en het gedrag goed kennen, is verzorging in een verwarmd buitenterrarium mogelijk gedurende de zomerperiode. Een binnenterrarium kan gesloten zijn, maar indien het geplaatst is in een ruimte waar het klimaat van de hele ruimte aan de dieren aangepast is mag het ook aan de boven- en of voorzijde open zijn. Terraria kunnen zodanig ingericht worden dat het natuurlijk biotoop wordt nagebootst. Dat wil zeggen een stevig aangedrukte bodemlaag (bijvoorbeeld zand en leem gemengd in een verhouding van 2:1, waaraan vervolgens turf toegevoegd kan worden om vocht vast te houden) waardoor de dieren geen verstopping kunnen oplopen door het opnemen van een overmaat aan bodemmateriaal, dood hout, rotsen (echt of imitatie) en planten (echt of imitatie). Het is essentieel dat terraria goed gestructureerd zijn en dat voor ieder dier meerdere schuilplaatsen aanwezig zijn. Homopus areolatus heeft voorkeur voor schuilplaatsen onder planten en dood hout, waar ze zich gedeeltelijk ingraven in het bodemsubstraat.
Richtlijn: bied een verwarmd binnenterrarium aan dat structuurrijk is ingericht. Zeer ervaren houders kunnen de dieren in de zomerperiode in een verwarmd buitenverblijf houden.
Klimaatgegevens
Om het klimaat in het natuurlijk biotoop te simuleren is felle verlichting door middel van daglicht, TL, PL, CDM/HQI, HID of led nodig. Verlichting kan UVB-straling leveren, maar dit is niet noodzakelijk (mits vitamine D aan het voedsel wordt toegevoegd). Mogelijk versterkt UVB de pigmentatie van de dieren. De verlichting dient in de zomer 13-14 uren te branden, en in de winter 9-10 uren, met een geleidelijk verloop er tussenin. De jaarlijkse cyclus kan ten opzichte van de bovenstaande figuur (zuidelijk halfrond) aan het noordelijk halfrond worden aangepast.
Naast verlichting hebben zowel binnen- en als buitenterraria verwarming nodig. In het geval van een buitenterrarium dient de verwarming aangebracht te zijn in een binnengedeelte van het verblijf. Daarvoor zijn CDM/HQI en HID het meest aangewezen, maar ze kunnen gecombineerd worden met zonnewarmte of bodemverwarming. De algemene temperatuur in het (binnen)terrarium dient in de loop van het jaar te fluctueren, bijvoorbeeld 30-32 °C in de zomer en 20-25 °C in de winter, altijd met een nachtelijke afkoeling (minimaal 0 °C). Onder de spots dient de temperatuur overdag rond de 35-40 °C te liggen, zodat de dieren kunnen thermoreguleren.
De bodem van de terraria dient door middel van meermaals per week sproeien licht vochtig te blijven, maar de toplaag dient tussen sproeibeurten uit te drogen om schildrot te voorkomen. Een mistmachine kan ’s nachts een hoge luchtvochtigheid bewerkstelligen zonder dat het substraat erg nat wordt.
Richtlijn: het terrarium dient verlicht en verwarmd te zijn, met een jaarlijkse cyclus die het klimaat in het natuurlijk biotoop benadert.
Winterslaap
Homopus areolatus houdt geen winterslaap.
Dieren per oppervlakte
Het is niet bekend hoeveel ruimte H. areolatus in de natuur gebruikt om in al diens behoeftes te kunnen voorzien. In gevangenschap hebben twee tot drie volwassen H. areolatus hebben een terrarium nodig met een bodemoppervlakte van minimaal 1 m2. Solitaire dieren hebben minimaal 0,5 m2nodig. Mannen dienen gescheiden gehouden te worden, maar koppels of trio’s met twee vrouwen kunnen het gehele jaar samengehouden worden.
Richtlijn: een verblijf voor twee of drie volwassen dieren dient op z’n minst 1 m2 groot te zijn. Een solitair volwassen dier dient over minimaal 0,5 m2 ruimte te beschikken.
Geslachtsonderscheid
Mannen blijven kleiner en ontwikkelen een langere staart. Ook hebben mannen vaak een olijfkleurig schild en tijdens de paringstijd een rode of oranje neus. Vrouwen hebben vaker een bruinkleurig schild en kunnen soms ook een rode of oranje neus ontwikkelen.
Wetgeving
Homopus areolatus is opgenomen in CITES Appendix II, EU Bijlage B.
Voortplanting
Er is weinig bekend over de voortplanting van H. areolatus in de natuur. De soort legt 1-4 eieren per legsel en waarschijnlijk één legsel per jaar in het voor- of najaar. Het eilegpatroon in gevangenschap lijkt op dat in de natuur, alleen kunnen meerdere legsels per seizoen gelegd worden. In terraria met volwassen vrouwen dienen altijd, ook als er geen mannen aanwezig zijn, geschikte nestplaatsen aanwezig te zijn. Hier moet de bodem minder leem bevatten (zand en leem in een verhouding van 10:1, met toegevoegd turf) en niet aangedrukt zijn. Aan het eind van de winter en in het voorjaar verdient het verder aanbeveling de bodem van nestplaatsen licht vochtig te maken, in ieder geval indien een vrouw nestgedrag vertoont. De diepte van nestplaatsen dient minimaal 10-15 cm te zijn en nestplaatsen dienen altijd te zijn beschermd door een overhangende plant, tak of andere structuur. Nesten worden nooit gegraven in open ruimte.
Richtlijn: zorg voor geschikte nestplaatsen in terraria waarin volwassen vrouwen gehouden worden.
Opgroei nakweekdieren
Nakweekdieren kunnen gehouden worden in eenvoudige terraria vanaf 0,10 m2 voor 2-3 pas uitgekomen jongen. Deze verblijven dienen eenzelfde bodem en inrichting te hebben als terraria van volwassen dieren. Ook de verlichting en verwarming kan vergelijkbaar zijn. Nakweekdieren dienen echter aanzienlijk vochtiger gehouden te worden dan volwassen dieren; een deel van het substraat en een schuilplaats dienen permanent vochtig te blijven. Ook dient om de dag licht gesproeid te worden. Meermaals per week baden kan ook helpen uitdroging te voorkomen.
Richtlijn: geef jonge dieren vergelijkbare, kleinere, terraria als de volwassen dieren. Houd ze echter aanzienlijk vochtiger.
Voedsel
Over het dieet van H. areolatus in de natuur is weinig bekend. De soort lijkt in hoofdzaak plantaardig materiaal te eten. Homopus areolatus dient in gevangenschap een dieet te krijgen, dat voornamelijk bestaat uit blad (Taraxacum, Plantago, andijvie, witlof, et cetera), altijd gemengd met een vitaminen- en mineralensupplement. Indien vezelarme groentes zoals andijvie en witlof worden gegeven, kunnen deze worden verrijkt met vezels (bijvoorbeeld met Agrobs Pre-Alpin Senior). Gevoerd wordt minimaal 4-5 maal per week. De dieren accepteren ook graag langzaam voortbewegende insecten, die incidenteel als eiwitbron gegeven kunnen worden. Juveniele dieren moeten vaker worden gevoerd dan volwassen dieren, recent uitgekomen jongen dagelijks. Het is zeer belangrijk dat voedsel aan H. areolatus wordt aangeboden in een voerbak of op een grote platte steen en niet op het bodemsubstraat. Voedsel dat opgenomen wordt van het substraat geeft te veel opname van bodemmateriaal, waardoor de dieren verstoppen en uiteindelijk sterven. Schoon drinkwater moet altijd aanwezig zijn, aangezien H. areolatus op onvoorspelbare momenten drinkt.
Richtlijn: bied in hoofdzaak plantaardige voeding en zorg voor vitaminen, mineralen en vezels.
Ziekte
Raadpleeg in geval van twijfel altijd een reptielenarts. Op nbsv.nl vind je een overzicht van gespecialiseerde reptielenartsen.
Praktijkvoorbeelden