Richtlijnen huisvesting en verzorging
Malaclemys terrapin ssp.
Auteur: Annieka Holdinga
Datum: november 2021
Let op: de huisvestingsrichtlijnen van de NBSV zijn met zorg opgesteld. De auteurs zijn ervaren houders en kwekers van de bewuste soort(en). Zij hebben hun ruime praktijkervaring als kennisbron ingezet. De auteurs zijn geselecteerd en begeleid door een werkgroep van de NBSV. Omdat altijd sprake is of moet kunnen zijn van voortschrijdende inzichten, kunnen de richtlijnen in de loop van de tijd wijzigen. Het gaat daarom om richtlijnen en niet om een normstellend document dat bedoeld is om over te nemen als geldende regelgeving. De verschillende huisvestingsaspecten per soort behoren in onderlinge samenhang te worden gezien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een kleinere huisvesting (dan de minimum omvang) voldoet als extra aandacht aan de inrichting is besteed. Niet de richtlijnen zijn maatgevend, maar het gedrag van dieren. Als voorbeeld: een schildpad die continue langs de rand van de huisvesting loopt, is niet goed gehuisvest. Dat kan aan de grootte van de huisvesting liggen, maar ook aan de inrichting ervan of zelfs aan beide aspecten.
Perspectief
Klimaat | |||
Gematigd
|
(Sub)tropisch
|
Woestijn/Steppe
|
|
Land
|
|||
Moeras
|
|||
Water
|
Ondersoorten
- Malaclemys terrapin centrata;
- Malaclemys terrapin littoralis;
- Malaclemys terrapin macrospilota;
- Malaclemys terrapin pileata;
- Malaclemys terrapin rhizophorarum;
- Malaclemys terrapin terrapin;
- Malaclemys terrapin tequesta.
Herkomst
Genetisch
Malaclemys terrapin heeft een groot verspreidingsgebied dat zich uitstrekt langs het grootste deel van de oostkust en de Golf van Mexico. Er worden zeven ondersoorten erkend. De soort heeft een zeer variabel uiterlijk. Dit maakt de determinatie van een ondersoort soms moeilijk, met name tussen de ondersoorten terrapin en centrata. Dit wordt nog verder bemoeilijkt door dat de leefgebieden van de ondersoorten elkaar overlappen, waardoor er kruisingen tussen de ondersoorten optreden. Vanwege de kruisingen die zich tussen de verschillende ondersoorten kunnen voordoen, wordt geadviseerd om dieren waarvan de ondersoort (relatief) zuiver is, niet te kruisen met dieren van een andere ondersoort. Op die wijze worden de verschillen tussen de ondersoorten in gevangenschap zoveel mogelijk in stand gehouden en gekruiste verschijningsvormen beperkt.
Biotoop
Zoutmoerassen, mangroven, baaien, kustrivieren en estuaria.
In gevangenschap wordt Malaclemys terrapin het beste gehouden in een binnenvijver of aquarium. Qua inrichting zijn er vele mogelijkheden. Het is belangrijk om daarbij onder meer de volgende aspecten in acht te nemen:
- zon- en droogmogelijkheden op een droog stuk (uitstekende stronk, kurk en landgedeelte) met warmtelamp én UV-B verlichting;
- verwarmd water;
- waterdiepte ca. 40 cm en hoger; bij juveniele dieren moet de waterdiepte lager zijn met veel mogelijkheden aan de oppervlakte te rusten;
- schuilmogelijkheden (onderwaterstronken, stenen, etc.);
- bodembedekking: zand op de bodem van het aquarium; licht vochtig zand in het landgedeelte waar vrouwtjes eieren afleggen;
- het water moet sterk gefiltreerd worden en regelmatig worden ververst.
Malaclemys terrapin terrapin en Malaclemys terrapin centrata kunnen in de zomermaanden bij goed weer ook in een buitenvijver worden gehouden. Bij het houden in een buitenvijver is aandacht nodig voor anti-ontsnappingsmaatregelen. Een omranding van 70 cm met een naar binnen overhangende rand volstaat in de regel. Ook in een vijver moet zorg gedragen worden dat het water weinig verontreinigingen bevat. De huisvesting dient bij voorkeur op een rustige plaats te staan zodat de dieren niet steeds gestoord worden door passerende personen en steeds het water opzoeken terwijl zij liggen te zonnen.
Richtlijn: bied een verwarmd aquarium met 40 cm waterdiepte (of meer) met zon- en schuilmogelijkheden. En pas sterke filtratie en regelmatige waterwissels toe.
Klimaatgegevens
Malaclemys terrapin heeft een groot verspreidingsgebied, waardoor de natuurlijke klimaatomstandigheden waaraan de verschillende ondersoorten bloot gesteld worden een grote variatie kennen. Malaclemys terrapin terrapin gaat in winterslaap om de koude winters in zijn leefgebied te overleven. Malaclemys terrapin rhizophorarum houdt geen winterslaap, maar een zomerslaap om de hitte van de zomer te overleven. De meest gehouden ondersoorten in gevangenschap zijn terrapin en centrata. Virginia ligt midden in het leefgebied van deze ondersoorten. In dit gebied ligt de gemiddelde temperatuur in de winter een paar graden boven het vriespunt met een temperatuur van april tot oktober van 17 tot 28 °C.
Om de temperatuur van het natuurlijke verspreidingsgebied zo goed mogelijk te benaderen, is het noodzakelijk om te werken met een verwarmd aquarium. Van april t/m september is een watertemperatuur van 20-28 °C gewenst. Op de plek waar de dieren zonnen dient de temperatuur circa 35 °C te bedragen. Op de zonplek volstaat in de regel een warmtelamp van ca. 75 W. De overige verlichting kan bestaan uit daglicht, TL-buizen of andere lampen. Na de vorstperiode, kunnen deze dieren bij een voldoende goede zomer ook worden ondergebracht in een vijver in een kas.
Richtlijn: het aquarium dient verwarmd te zijn en er dient een droog gedeelte aanwezig te zijn waar de dieren zich kunnen opwarmen tot circa 35 °C. ’s Zomers kunnen de dieren bij een voldoende goede zomer in een vijver met zonligging worden gehouden.
Winterslaap
In het natuurlijke verspreidingsgebied, voor zover we ons beperken tot de meest gehouden ondersoorten, komt vorst voor. Als de watertemperatuur structureel onder 18 °C komt te liggen en opwarmen tot ca. 25 °C niet meer mogelijk is, stopt Malaclemys met eten. Nadat de watertemperatuur enige dagen lager dan 10 °C blijft, worden de dieren inactief en gaan ze in winterslaap. In gevangenschap gaat Malaclemys terrapin ook in winterrust/-slaap indien de watertemperatuur wordt verlaagd, de temperatuur op de zonplek wordt teruggeschroefd en ook de daglengte wordt beperkt (het aantal uren verlichting). Een winterrust/-slaap is niet noodzakelijk, maar het is een onderdeel van het natuurlijke jaarritme. De omstandigheden waarin de winterrust/-slaap wordt doorgebracht, dient te voldoen aan:
- watertemperatuur 5-10 °C;
- verduisterd verblijf.
Geadviseerd wordt om voedselaanbod af te bouwen en te staken circa 3 weken voor de winterslaap/-rust. In de herfst en het voorjaar moet worden gezorgd voor een geleidelijke overgang naar de situatie in de winter respectievelijk naar de zomer.
Richtlijn: zorg voor een winterslaap met een watertemperatuur in de temperatuurzone 5-10 °C in een verduisterd verblijf.
Dieren per oppervlakte
Uit de natuur is niet bekend hoeveel dieren er per m2 leven. In het aquarium is een minimum leefruimte van 0,6 m2 voldoende om maximaal twee volwassen vrouwelijke dieren in te huisvesten. Ook als slechts één dier wordt gehouden, is dit de minimum leefruimte. Dit komt neer op bijvoorbeeld een afmeting van 120 x 50 cm. Omdat het goede zwemmers zijn is ook de hoogte van het verblijf van belang. Diep water geeft (half)volwassen dieren meer zwemruimte en lichaamsbeweging. Houd er rekening mee dat dieren elkaar soms niet verdragen. Bij meer dan 2 dieren is 0,1 m2 per extra dier gewenst. In het algemeen geldt echter: meer ruimte is altijd beter.
Richtlijn: een verblijf voor een of twee volwassen dieren dient op z’n minst 0,6 m2 groot te zijn.
Geslachtsonderscheid
Man:
- dikke staartwortel en lange(re) staart;
- cloaca voorbij het plastron;
- kleiner dan vrouw;
- smalle kop.
Vrouw:
- korte(re) staart;
- cloaca dichtbij het plastron;
- groter dan man;
- brede kop.
Wetgeving
Malaclemys terrapin is wettelijk beschermd. De soort valt onder EU bijlage B en CITES Appendix II en mag enkel gehouden worden als de legale herkomst aangetoond kan worden.
Voortplanting
Voor volwassen vrouwtjes moet een “eiland” aanwezig zijn met een legbak voor het afleggen van eieren. De diepte hiervan moet minimaal de schildlengte van het volwassen dier zijn. Als een geschikte aflegplek ontbreekt, kunnen vrouwtjes in legnood raken en sterven. Voor de paring kunnen mannetjes en vrouwtjes in voor- en najaar worden samengebracht. Vrouwtjes leggen de zachtschalige, iets langwerpige eieren in het voorjaar tot late zomer in de legbak of -eiland van de huisvesting. Zonder ze te draaien kunnen de eieren worden uitgegraven en worden ondergebracht in een broedapparaat voor reptieleneieren. Afhankelijk van de broedtemperatuur die mag variëren tussen 25 en 31 °C, komen de eieren uit na ca. 54-82 dagen. De pasgeboren dieren zijn ca. 2,5 tot 3,4 cm groot.
Richtlijn: zorg voor een geschikte aflegplek voor eieren als er vrouwtjes zijn.
Opgroei nakweekdieren
Na de opname van de dooierzak in het lichaam, kunnen de schildpadjes worden geplaatst in een kleine bak met een waterhoogte van enige centimeters en een watertemperatuur van ca. 28-30 °C. Deze bak moet ook worden voorzien van een spotlamp en zonneplek. In de bak kunnen met kunstplanten schuilplaatsen worden gecreëerd. Naar gelang de dieren opgroeien, kan de waterhoogte worden opgevoerd.
Richtlijn: geef jonge dieren een heel beperkte waterhoogte met veel waterplanten.
Richtlijn: zorg ook bij jonge dieren voor een droge plek met zonnelamp.
Richtlijn: zorg ook bij jonge dieren voor UV(B)-straling.
Voedsel
Variatie in voeding is het belangrijkste. Malaclemys terrapin is carnivoor. Bij jonge dieren wordt begonnen met het voeren van levend voer, bijv. wormen, stukjes vis, stukjes mossel, muggenlarven, garnaaltjes. Na een aantal weken kan worden begonnen met het wennen aan ander voer. Afwisseling in het voer en voldoende vitaminen en mineralen zijn van heel groot belang. Bij vlees- en visproducten moet worden gedacht aan o.a. runderhart, verse zeewatervis, garnalen, kreeftjes, mosselen, inktvis, hermetia larven, meelwormen, insecten en slakken. Het is verstandig om alle voer in hapklare brokken aan te bieden om onnodige vervuiling van het zwemwater enigszins te voorkomen. Voedsel kan worden aangeboden in de vorm van gelatinebrokken met daarin een mengsel fijn gemaakte voedingsbestanddelen. Vitaminen en kalk kunnen door bolletjes tartaar worden gekneed. Ter afwisseling kan men voeren met korrels voor vijvervissen en watervogels. Ook kattenbrokken worden graag gegeten. Kalk is belangrijk voor de opbouw van schild en skelet. Het kan worden aangeboden door sepia, huisjesslakken en andere calciumrijk voedsel. Jonge dieren worden elke dag gevoerd, grotere dieren elke paar dagen. Diamantrugschildpadden eten altijd in het water.
Richtlijn: bied gevarieerde dierlijke voeding en zorg voor vitaminen en mineralen.
Ziekte
Raadpleeg in geval van twijfel altijd een reptielenarts. Op nbsv.nl vind je een overzicht van gespecialiseerde reptielenartsen. Ga niet zelf zitten dokteren. Vang zo mogelijk ontlasting op en neem dit mee naar de reptielenarts voor onderzoek naar bijvoorbeeld parasieten of wormpjes.
Praktijkvoorbeelden