Richtlijnen huisvesting en verzorging
Testudo kleinmanni
Auteurs: Rob Verhoeks, Floris Visser, Laurens Woldring
Datum: januari 2023
Let op: de huisvestingsrichtlijnen van de NBSV zijn met zorg opgesteld. De auteurs zijn ervaren houders en kwekers van de bewuste soort(en). Zij hebben hun ruime praktijkervaring als kennisbron ingezet. De auteurs zijn geselecteerd en begeleid door een werkgroep van de NBSV. Omdat altijd sprake is of moet kunnen zijn van voortschrijdende inzichten, kunnen de richtlijnen in de loop van de tijd wijzigen. Het gaat daarom om richtlijnen en niet om een normstellend document dat bedoeld is om over te nemen als geldende regelgeving. De verschillende huisvestingsaspecten per soort behoren in onderlinge samenhang te worden gezien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een kleinere huisvesting (dan de minimum omvang) voldoet als extra aandacht aan de inrichting is besteed. Niet de richtlijnen zijn maatgevend, maar het gedrag van dieren. Als voorbeeld: een schildpad die continue langs de rand van de huisvesting loopt, is niet goed gehuisvest. Dat kan aan de grootte van de huisvesting liggen, maar ook aan de inrichting ervan of zelfs aan beide aspecten.
Perspectief
Klimaat | |||
Gematigd
|
(Sub)tropisch
|
Woestijn/Steppe
|
|
Land
|
|||
Moeras
|
|||
Water
|
Ondersoorten
Formeel geen. De populatie in Israël wordt soms als aparte (onder)soort benoemd, Testudo werneri.
Herkomst
Genetisch
Testudo kleinmanni komt voor in een smalle kuststrook van Libië tot in Israël. De populatie in Israël is (door Parälä) omschreven als een aparte (onder)soort, maar dit is niet algemeen geaccepteerd. In gevangenschap: vaak is niet bekend uit welke streek (ouder)dieren afstammen. Als dat wel bekend is, wordt aanbevolen om dieren uit verschillende streken niet te kruisen als het gewenst is om de eventuele genetische kenmerken van een specifieke variëteit niet verloren te laten gaan bij de nakweekdieren. Meestal is niet bekend of een nakweekdier een zuivere bloedlijn heeft naar een specifiek herkomstgebied.
Biotoop
Aride tot semi aride.
In gevangenschap
In gevangenschap wordt Testudo kleinmanni gehouden in een binnenterrarium. Qua inrichting zijn er vele mogelijkheden. Het is belangrijk om daarbij onder meer de volgende aspecten in acht te nemen:
- Hoge basistemperatuur en mogelijkheden om op te warmen;
- Gevarieerde inrichting met voldoende schuilplaatsen;
- Laag substraat als bodembedekking. Het substraat dient goed vocht op te nemen en op de schuilplaatsen lichtvochtig te zijn. Geschikt is een mengsel van leem en zand, bijvoorbeeld zavelzand met kleideeltjes.
Richtlijn: bied een gevarieerd verblijf met veel schuilmogelijkheden.
Richtlijn: zorg voor een laag substraat bestaande uit en mengsel van zand en leem, en zorg voor lichtvochtige schuilplekken.
Klimaatgegevens
De grafieken voor twee delen van het verspreidingsgebied, Tripoli en El Arish laten zien dat er regionale verschillen zijn, maar ook overeenkomsten. Helder is dat de gemiddelde dagtemperatuur niet onder 15 °C komt en niet boven 35 °C. De nachttemperatuur ligt gemiddeld zo’n 10 graden lager dan de dagtemperatuur. Rekening houdend met pieken en dalen, ligt het temperatuurbereik op minimaal 5 °C ’s nachts in de winter en maximaal net boven 40 °C. In de winter is sprake van relatief veel neerslag, terwijl het ’s zomers gortdroog is.
Om de klimatologische omstandigheden van het natuurlijke verspreidingsgebied zo goed mogelijk te benaderen, is het noodzakelijk om te werken met een verwarmd terrarium. Testudo kleinmanni heeft hoge temperaturen nodig. In de koude periode van het jaar is een minimumtemperatuur nodig van 15-20 °C, kamertemperatuur voldoet dus. In de warme periode van het jaar is een minimumtemperatuur van 25-30 °C vereist. In de koude periode van het jaar dient de beregening sterk te zijn, terwijl in de warme periode van het jaar niet hoeft te worden beregend. Houd wel de schuilplaatsen lichtvochtig!
Richtlijn: bied een binnenterrarium met een temperaturen en beregening die de natuurlijke situatie zo goed mogelijk nabootsen.
Richtlijn: gebruik warmtespots die terplekke opwarmen tot 40 °C en bied UV-licht UV(B) aan. Zorg voor enige mate van daglicht, via een TL of LED-paneel.
Winterslaap
In het natuurlijke verspreidingsgebied gaat Testudo kleinmanni niet in winterslaap. In de zomer houdt de soort een zomerrust, maar is in de herfst t/m lente behoorlijk actief. In gevangenschap behoort Testudo kleinmanni niet in winterslaap te gaan. Dit gebeurt ook niet als de temperatuur niet onder de kamertemperatuur komt.
Richtlijn: houd de temperatuur op peil.
Dieren per oppervlakte
Uit de natuur is niet bekend hoeveel dieren er per m2 leven. De grootte van de dieren bepaalt de ruimtebehoefte in gevangenschap. Dieren tot 5 jaar kunnen met minder ruimte uit. Volwassen dieren hebben behoefte aan een grote leefruimte. Voor deze dieren is een minimum leefruimte van 0,5 m2 per koppel nodig. Voor elk extra dier is minimaal 0,25 m2 extra leefruimte gewenst. Altijd geldt echter: meer ruimte is beter!
Richtlijn: een verblijf voor twee volwassen dieren dient op z’n minst 0,5 m2 groot te zijn. Voor elk extra dier is 0,25 m2 extra ruimte gewenst.
Geslachtsonderscheid
Man:
- dikke en lange staart;
- hol buikschild.
Vrouw:
- korte rondere staart;
- vlak buikschild.
Wetgeving
Testudo kleinmanni is wettelijk beschermd. De soort valt onder EU bijlage A en CITES Appendix I.
Voortplanting
Vrouwtjes beginnen vanaf hun 8e levensjaar (bij normale groeisnelheid) met het leggen van eieren. Ze graven een legkuil van ongeveer 10 cm diep. Belangrijk is dat er voor de vrouwtjes een goede aflegplek beschikbaar is om legnood te voorkomen. Een goede aflegplek is warm en lichtvochtig. De aflegplaats dient minimaal 15 cm diep te zijn. Om de eieren succesvol uit te laten komen, dienen deze in een broedstoof geplaatst te worden bij een incubatietemperatuur van 29-33 °C. Als broedsubstraat kan bijvoorbeeld vermiculiet gebruikt worden.
Richtlijn: zorg voor een geschikte aflegplek (warm en lichtvochtig) voor eieren als er vrouwtjes zijn. Een geschikte aflegplek is minimaal 15 cm diep.
Opgroei nakweekdieren
Na de opname van de dooierzak in het lichaam, kunnen de schildpadjes worden geplaatst in een klein terrarium. Alvorens dit te doen is het raadzaam de diertjes een badje aan te bieden met lauw water. De resten van het ei kunnen dan losweken en voorzichtig verwijderd worden. Tevens kunnen de diertjes dan drinken. Het terrarium dient over een redelijk droog bodemsubstraat te beschikken bestaande uit een mengsel van leem en zand, met lichtvochtige schuilplekken. Als de schuilplekken niet (licht)vochtig zijn (bijv. met behulp van een spons) dan zullen de dieren met bultvorming opgroeien. Qua temperatuur en neerslag de richtlijnen voor de volwassen dieren aanhouden. Zorg voor UV(B)!
Richtlijn: geef uitgekomen jonge dieren eerst een lauwwarm badje voordat ze in hun verblijf gaan.
Richtlijn: zorg ook bij jonge dieren voor UV(B)-straling. De warmte onder de warmtespot mag oplopen tot maximaal 35 °C.
Richtlijn: zorg voor lichtvochtige schuilplekken om bultvorming te voorkomen.
Voedsel
Testudo kleinmanni eet uitsluitend plantaardig. De beste voeding bestaat uit geplukte wilde kruiden, zoals paardenbloem en –blad, klaver, muur, klein hoefblad, weegbree en koolzaad. Uit de supermarkt kunnen o.a. andijvie en peen als (aanvullende) voeding dienst doen in combinatie met toegevoegde vezels (bijvoorbeeld Heucobs). Voor opgroeiende dieren, maar ook voor volwassen dieren, is de beschikbaarheid van calcium (sepia, algenkalk, of vergelijkbaar) essentieel.
Richtlijn: bied gevarieerde plantaardige voeding en zorg voor calcium.
Richtlijn: tijdens de zomerrust hoeft geen voedsel te worden aangeboden maar dient wel drinkwater beschikbaar te zijn.
Ziekte
Raadpleeg in geval van twijfel altijd een reptielenarts. Op nbsv.nl vind je een overzicht van gespecialiseerde reptielenartsen. Ga niet zelf zitten dokteren. Vang zo mogelijk ontlasting op en neem dit mee naar de reptielenarts voor onderzoek naar bijvoorbeeld parasieten of wormpjes. Door te droge huisvesting kan Testudo kleinmanni (long)problemen krijgen.
Praktijkvoorbeelden