Huisvestigingsrichtlijnen


Klik voor grotere afbeelding
Wetenschappelijke naam: Chelodina longicollis
Nederlandse naam: Australische slangenhalsschildpad
 
Auteur: Wim Fontijne, ESF 
Review datum mei 2015
   
Herkomst: Zuidoost-Australië
Biotoop / habitat Moerassen. Traag stromende rivieren en billabongs (ondiepe plassen of poelen).
Maximale lengte (cm) 25 cm
Maximaal gewicht (kg)  
Levensverwachting (jaren)  
   
Type terrarium aquarium
Aantal 1.1
Oppervlakte (m²) 1,75 x 0,75
Hoogte (m) 0,3
Extra per dier (m²) 30%
   
Temperatuur (°C)
Zomer min: 22 zomer max: 27
  winter min: 22 winter max: 27
Luchtvochtigheid (%) Is door aquariumomstandigheden al relatief hoog.
   
Waterdeel (%) 80% Goede filtering of geregelde waterverversing.
Bodembedekking Zand of grind, doch i.v.m. hygiëne beter geen bodembedekking.
Verlichting TL voor algehele verlichting en bepaling van daglengte. Een of meerdere zonplekken  m.b.v. spotjes voor lokaal 35°C.
Voedsel Er dient zoveel mogelijk afwisselend dierlijk voedsel te worden verstrekt in de vorm van regenwormen, gelatinevoer, runderhart, fijn gesneden zoetwatervis en jonge dode ratten
 of muizen. Aan jonge dieren tot ca. 8 maanden dient zoveel mogelijk afwisselend te worden gevoerd in de vorm van kleine regen wormen, waterluis, muggenlarven en tubifex
UV-licht aan te raden
   
Ondersoorten  
   
Aanbevelingen voor de kweek Om balts- en paargedrag te stimuleren, moet enkele malen per jaar de lucht- en watertemperatuur gedurende enkele weken een paar graden dalen. Om paringen te bevorderen en te vergemakkelijken dient een ondiep gedeelte beschikbaar te zijn, waar de vrouwelijke dieren zich kunnen verankeren (b.v stenen of hout) waardoor verdrinking  wordt voorkomen. In het verblijf dienen enkele eilegplekken beschikbaar te zijn, waar tot een diepte van ca. 25 cm de eieren begraven kunnen worden. Deze plekken dienen uit een zand/turf mengsel te bestaan. Opkweken van de jonge dieren is niet eenvoudig. Aangezien het een in het wild betrekkelijk bedreigde diersoort betreft, is deelname aan het ESF stamboek/fokprogramma zeer aan te bevelen, o.a om inteelt te voorkomen en een optimale verzorging te garanderen.
Opmerkingen Jonge dieren zijn erg gevoelig voor bacteriële (Pseudomonas) en schimmelinfecties. Het water moet daarom dagelijks ververst en aangezuurd worden met melkzuur (9% oplossing) aan te zuren tot een PH-waarde van 4. Dosering 3 ml van de 9% oplossing op 1 liter water. Gescheiden opkweek aan te raden.
Literatuur
  • ATCN (2005), The Asian Turtle Crisis Bulletin, Vol 1 (4): blz. 2-3.
  • Cann, J. (1978), Tortoises of Australia, blz. 48-49.
  • Cogger, H.G. (1992), Reptiles and amphibians of Australia, blz. 190-191.
  • Grossmann, P. (1988, Beobachtung und Nachzucht von Chelodina novaeguineae, Sauria 2: blz. 7-11.
  • Lehmann, H. (1987), Hypothetische Überlegungen zur Schlupfproblematik von künstlich inkubierten gelegen südamerikanischer Schildkrötenarten der Familie Chelidae, Salamandra 23, heft 2/3: blz. 73-77.
  • Maran, J. (2003), Note sur la reproduction en captivit�? de la Ch�?lodine de Mccord, Chelodina mccordi, Manouria 6 (19): blz. 24-29.
  • Mertens , R. (1972), Eine oft verkannte Unterart der australischen Schlangenhalsschildkröte Chelodina longicollis, Salamandra 8, heft 1, blz. 27-31.
  • Netten, H.  (1986), De Australische slangenhalsschildpad (Chelodina longicollis) in het terrarium, Lacerta 9(44), blz. 146-153.
  • Schulz, D  (2000), Art beschreibung Chelodina longicollis, Sauria 23 (3), blz. 517-520.
  • Vetter, H.  (2002), Gewöhnliche Schlangenhalsschildkröte, Schildkröten-Lexikon (30), blz. 1-32.
  • Visser, G.  (1986), De fok met reptielen, Dieren 1 (3), blz. 27-31.

 

Ga naar boven