Huisvestingsrichtlijn Moorse landschildpad (Testudo graeca)

Auteur: Henk Zwartepoorte, ESF 

 

 Herkomst 
 Noord-Afrika van Marokko tot in Libië, Spanje, Balkan, Midden-Oosten en Klein-Azië
 tot in zuidelijke Sovjetrepublieken
 Biotoop / habitat  Aride tot semi-aride gebieden
 Maximale lengte (cm)
 13 tot 30
 Maximaal gewicht (kg)
 0,25 tot ca. 3
 Levensverwachting (jaren)
 80

 

 Type terrarium  Droog terrarium met vochtige schuilplaatsen 
 Aantal  1
 Oppervlakte (m2)
 2 tot 3
 Hoogte (m)
 0,5
 Extra per dier (m2)
 1

 

Temperatuur (°C)   Zomer
 maximaal  35
 minimaal  20
 Winter  maximaal 15
 minimaal 10
 Luchtvochtigheid (%)
 Zomer  maximaal 50
 minimaal 30
 Winter  maximaal  50
 minimaal  30

 

 Waterdeel (%)
 10
 Bodembedekking
 Leem, zand, houtmot.
 Verlichting  Lux (min)
 
 UV (ja/nee)  Ja
 Voedsel
 Plantaardig: andijvie, sla, witlof, paardebloem e blad, klaver, gras, kleinhoefbladbloemen,
 weegbree, muur, Heucobs, peen.

Ondersoorten
Het geslacht kent globaal 9 ondersoorten. T.g. ibera wordt ook wel T. ibera genoemd. De systematiek hieromtrent is nog volop in studie; uit het gehele verspreidingsgebied zijn 7 zogenoemde DNA haplotypen bekend die mogelijk een soort of ondersoort status zullen krijgen. Afhankelijk van soort, ondersoort en geografisch type, en daarmee samenhangend het leefgebied, dient de huisvesting, klimaat en voeding te worden vastgesteld. Aangeraden wordt de geslachten gescheiden te huisvesten en slechts tijdens de paartijd kort bij elkaar te houden. In een beschutte tuin met geschikte zonplekken is de soort (met name de oostelijke typen) ook tussen april en oktober buiten te houden. De Zuid-Spaanse en Noord-Afrikaanse typen dienen slechts een korte winterrust van 4 tot 6 weken te hebben; de Balkan, Klein-Azië en Sovjetrepublieken typen kunnen naar gelang herkomst (hoogte!) een langere winterslaap van ca. 2 à 3 maanden krijgen.

Literatuur
- De Moorse landschildpad (Testudo graeca).  H. Zwartepoorte en J. Bruekers. 1995 Special NSV 1975-1995. 19:33.
- Hoe houd ik de Moorse landschildpad (Testudo graeca). P. Bulsing. Podarcis (www.podarcis.nl )

Aanbevelingen voor de kweek
Geslachten alleen tijdens de paartijd (herfst en lente) kort (1 à 2 weken) bij elkaar. Het voedsel tijdens de verschillende klimaatsperioden (winter, zomer, lente en herfst) zoveel mogelijk aanpassen. In het voorjaar wat eiwitrijker dan in de rest van het jaar. Zoveel mogelijk vezelrijk plantaardig voedsel en incidenteel (1 keer per maand) wat fruit. In het vroege voorjaar korte regentijd nabootsen door 1 à 2 keer per week te sproeien. In de eilegtijd voor voldoende diepe (tot 20 cm) vochtige zand/turf plekken zorgen. In overleg met de ESF-stamboekhouder de incubatietemperatuur vaststellen om in het fokprogramma de juiste geslachtsverhoudingen te garanderen.

Opmerkingen
Geen soort voor echte beginner. Mannetjes (veelal kleiner dan vrouwtjes) kunnen onderling zeer onverdraagzaam zijn en zijn zeer paarlustig (derhalve gescheiden huisvesting). De soort is erg gevoelig voor wormen (spoelwormen!); geregelde mestcontrole en behandeling nodig. Van groot belang de herkomst van de dieren te kennen en in overleg met de ESF-stamboekhouder kweekstellen samenstellen, kweek plannen ter voorkoming van surplus en te garanderen dat de juiste soorten, ondersoorten en typen worden gekweekt.

Testudo graeca, vrouwtje, haplotype 1 (foto: Henk Zwartepoorte)

Ga naar boven